Bestuurlijke spierballen: commentaar NRC over RijnGouweLijn
Bestuurlijke spierballen
Zuid-Holland dreigt iets te gaan doen dat in bestuurlijk Nederland uitzonderlijk is. De provincie wil Leidens verzet tegen een regionale tramlijn door de binnenstad breken met bestuursdwang, het zwaarst denkbare juridische middel. Dat is een inbreuk op het dogma van de gemeentelijke autonomie en een afscheid van het bestuurlijk harmoniemodel. En een bruuskering van de Leidenaren zelf, van wie 70 procent in een referendum zich tegen de tracékeuze uitsprak.
Maar het is vooral een poging van het middenbestuur om kracht te tonen waar het aanhoudend om zijn zwakte wordt bekritiseerd: de ruimtelijke ordening. Ook toont de provincie hier spierballen op een terrein waar in de Randstad een noodsituatie groeit: verkeer en vervoer. De wegen slibben dicht, nieuwe rails en wegen komen niet of te laat tot stand. Zie het debacle met de verboden snelwegverbreding bij Leiderdorp, de nooit gerealiseerde A 4 bij Delft, de moeizame realisatie van RandstadRail. Het is wel jammer dat alle kaarten nu worden gezet op de obscure tramverbinding Gouda-Katwijk. Maar dat de provincie hard wil vechten voor beter vervoer is op zich goed nieuws.
Daartoe gaat Zuid-Holland een ‘inpassingsplan’ opleggen aan Leiden, een bevoegdheid uit de nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening. Dat die wet nog helemaal niet van kracht is, dreigt daar overigens wel een vergeefs gebaar van te maken. Ook als de huidige wet wordt toegepast, is succes niet verzekerd. Er zijn geen precedenten van een juridisch geslaagd gebruik van bekend. In de zomer wees de Raad van State het ministerie van VROM nog pijnlijk terecht wegens het onrechtmatig ingrijpen in de gemeente Onderbanken. Daar gaf VROM zichzelf toestemming om bomen te kappen ten bate van een NAVO-basis in Geilenkirchen (D). Een eerdere poging van de provincie Gelderland om de gemeente West Maas en Waal een grote zandwinning op te dringen, mislukte ook.
Bestuurlijk machtsvertoon maakt ook de zwakke plekken zichtbaar. Zuid-Holland is geografisch noch psychologisch een eenheid. De bestuurlijke versnippering is er dramatisch. Gemeenten zijn er of kolossaal (Rotterdam, Den Haag) of piepklein (gemiddeld 37 km2 oppervlakte) en doen de zaken onderling in gemiddeld 26 ‘Gemeenschappelijke Regelingen’ per stad of dorp. Het eufemisme ‘bestuurlijke drukte’ is er uitgevonden. Provincies als Zuid-Holland lijden al jaren aan functieverlies en afkalvende publiekssteun, getuige de dalende kiezersopkomst.
Het kabinet laat dit op zijn beloop. De gedachten over schaalvergroting naar Deens voorbeeld is in het kabinet beperkt tot de opdracht aan minister Eurlings (Verkeer, CDA) om een ‘Urgentieprogramma Randstad’ uit te voeren. Daarmee is in ieder geval het juiste thema gekozen. In veel buitenlandse stadsregio’s is een ‘autoriteit’ voor openbaar vervoer een eerste en logische stap op weg naar bovenlokaal bestuur gebleken. Het is toe te juichen dat een provincie haar verantwoordelijkheid neemt op een kernterrein. De uitkomst kan veel zeggen over de toekomst van de provincie zelf.